Arbeidsrechten uit de suikerrietsector tegenover de exportvrijstelling voor suiker, alcohol en ethanol

Op 19 december 2017 kondigde president Evo Morales Ayma, na 4 uur onderhandelen met de vertegenwoordigers van de privéondernemers van Santa Cruz en Bolivia, de vrije export aan van sorghum, rundsvlees, soja en afgeleide producten, suiker, alcohol en nevenproducten. Het akkoord met het bedrijfsleven had echter nog een ander bereik. Zo gaf de regering te kennen dat ze bereid is om de discussie opnieuw aan te vatten rond het gebruik van biotechnologie in de agro-industrie, waardoor de privésector hierover een voorstel moet indienen tegen eind maart 2018.

Op 10 januari 2018 werden de regeringsafspraken concreet via de afkondiging van het Hoger Decreet 1554, dat vrij spel geeft aan de suiker- en alcoholexport. In maart wordt er een akkoord afgesloten tussen de nationale regering en de agro-industrie ter bevordering van de alcoholproductie om alcohol te gebruiken als additief voor benzine.

De vrije export houdt ook in dat de productie van suikerriet stijgt. Daardoor neemt Bolivia nu deel aan de handel in biobrandstoffen, meer bepaald wat betreft ethanol. Deze categorie zou volgens het Boliviaans Centrum voor Economie van de Kamer van Industrie, Handel, Diensten en Toerisme van Santa Cruz (CAINCO) ongeveer 90 miljoen dollar per jaar kunnen opleveren, wat overeenstemt met 0,2% van het Bruto Binnenlands Product van Bolivia. Dit is een aantrekkelijke handel als men bedenkt dat de landbouwsector van Santa Cruz ongeveer 14,17% gebruikt van het totale volume dieselolie dat gesubsidieerd wordt door het land. Deze subsidie wordt voor 2018 begroot op 230 miljoen dollar (El Día). Bovendien heeft men toegang tot productiekredieten, voorkeurstarieven en periodes van gratie, preferentiële politieke acties die ondernemingsgroepen van de agro-industrie ten goede komen maar niet de hele bevolking bereiken.

Deze ondernemingen kunnen hun inkomsten verbeteren door gebruik te maken van het riet om in 2018 ongeveer 80 miljoen liter ethanol te produceren, wat zal vermengd worden met benzine om voor het land een besparing op te leveren van 400 miljoen bolivianos. Dankzij de bemiddeling van Yacimientos  Petrolíferos Bolivianos (YPFB – Boliviaanse Olievelden) bestaat er een veilige markt en probeert men om de productie van suikerriet te verhogen. Hiervoor wordt het landbouwareaal uitgebreid. De president van de Staat, Evo Morales, gaf aan dat de velden dankzij het project zouden kunnen uitgebreid worden tot 18.000 hectare dit jaar en in 2025 voorziet men een stijging van de oppervlakte tot 155.000 hectare. De bedrijfsleiders uit Santa Cruz schoven naar voren dat de landbouwoppervlakte voor suikerriet meer dan zal moeten verdubbelen om de oppervlakte van 320.000 hectare te overstijgen in de loop van de volgende jaren. Hiervoor werd een investering van 1,6 miljard dollar voorzien. Men bevestigt dat het om een milieuvriendelijk product gaat waarmee de CO2-uitstoot kan verminderd worden.

Er worden nog steeds vraagtekens geplaatst bij de productie van biobrandstoffen die beschouwd worden als schone energie, niet enkel in het land, maar ook in andere landen. Het is niet zo’n schone energie als men beweert. Voor de productie zijn er namelijk fossiele brandstoffen nodig, het werkt monocultuur in de hand, wat op zijn beurt weer meer agrochemische producten vereist. Bovendien neemt de ontbossing toe en zijn er meer geschillen rond de natuurlijke rijkdommen, voornamelijk over grond en water. Daarnaast zou het onder de premisse van een productieverhoging zover kunnen komen dat men vraagt om genetisch gemodificeerde organismen in te zetten. De regering gaf reeds aan open te staan om hierover te discussiëren. Dit heeft echter ook een sociale impact op de werknemers en over de ware omvang van deze impact wordt niet gesproken.

Bovendien strookt de productie van biobrandstoffen niet met de Boliviaanse wetgeving. Er dient opgemerkt te worden dat in oktober 2012, de regering van Evo Morales Ayma de Wet nr. 300 betreffende het Kader van Moeder Aarde en Integrale Ontwikkeling voor een Goed Leven uitvaardigde. In artikel 24, nummer 11 staat er: “De grondslagen en de richtlijnen voor het Goede Leven, via de integrale ontwikkeling in landbouw en veeteelt zijn: verbod op de productie van agrobrandstoffen en de commercialisering van landbouwproducten voor de productie ervan, waarbij de Multinationale Staat van Bolivia er een prioriteit van maakt om voorzorgsmaatregelen te treffen voor soevereiniteit met voedselzekerheid”.

In dit kader dienen we te verwijzen naar de mogelijke sociale impact van de uitbreiding van de suikerrietproductie op een groep die onzichtbaar wordt gemaakt in de productie- en industrieketen van suiker, alcohol en ethanol: de sector van de suikerrietkappers. Suikerrietkappers kappen manueel het suikerriet en maken pakken van een ton om ze nadien op een vrachtwagen te laden die het product naar de suikerfabrieken van Santa Cruz voert. Dit is seizoensarbeid en wordt tussen mei en oktober uitgevoerd. Deze sector, samen met andere branches, betreft de landarbeiders van het land, die buiten de Algemene Arbeidswet vallen die aangeeft dat alle arbeidsrelaties op nationaal grondgebied worden gereguleerd, met uitzondering van de landarbeid. Daarbij wordt gesteld dat landarbeid zal genormeerd worden door een speciale wet. Sinds 1939 is deze speciale wet voor de bescherming van de arbeidsrechten nog steeds niet concreet, waardoor deze sector weerloos blijft. In deze sector verrichten de werknemers arbeid in precaire omstandigheden, werken ze dagen van meer dan 12 uur, in hoge temperaturen, vochtigheid, zon, en worden ze blootgesteld aan muggen en slangen en verblijven ze in precaire en geïmproviseerde kampementen. Bovendien zijn deze kampementen bedekt door roet afkomstig van de verbranding van het riet. Dat wordt gedaan om het kappen van de stengels makkelijker te maken. Echter, wat opvalt, zijn de stuklonen die betaald worden in functie van de hoeveelheden gekapt riet. In 2016 leverde de suikerrietzone van het departement Santa Cruz, goed voor ongeveer 90% van de nationale productie, meer dan 15 miljoen dollar (IBCE) op. De suikerrietkappers werden betaald per ton suikerriet, waarvan de prijs schommelde tussen 25 en 31 bolivianos. In 2014 en 2015 was de loonklasse gelijkaardig.

De arbeid in de suikeroogst vereist een hoge fysieke inspanning. Een suikerrietkapper kapt 3 à 5 ton per dag. Deze hoeveelheid kan nog opgetrokken worden in functie van het aantal familieleden die helpen bij de kap. Een groot deel van het inkomen wordt besteed aan voeding en kledij. Er schiet maar weinig over om te sparen. Bovendien zijn er heel weinig vrouwen die dit geld ontvangen, en hun arbeid blijft onzichtbaar, doordat ze als een geheel gezien worden met hun partner die het loon verdient (echtgenoot, partner, broer, vader, enz.).

Bij deze lage inkomsten komt nog eens in vele gevallen de tertiarisatie van de arbeid. De verantwoordelijken van de suikerfabriek of de bedrijfsleiders uit de suikerrietsector geven er de voorkeur aan om een beroep te doen op aannemers, om zo hun patronale verantwoordelijkheden te ontlopen. Dit bevordert een systeem van “moderne slavernij”, waarin de werknemer gevangen wordt genomen door hen een voorschot aan te bieden. Hij biedt dan zijn arbeidskracht aan als onderdeel van de terugbetaling. De aannemer houdt zelf ook een deel van de prijs per ton gekapt riet. Bovendien verkoopt hij op het platteland voedingsproducten en basisproducten aan de werknemer aan het dubbele van de normale prijs. Vandaar dat heel wat suikerrietkappers op het einde van de oogst schulden hebben in plaats van geld verdiend te hebben.

Volgens Hernán Anagüa, Uitvoerend Secretaris van de Vakbondsfederatie van de Suikerrietkappers, impliceert de mogelijke groei van de suikerrietoppervlakte dat er machines ingevoerd zullen worden voor het zaaien en oogsten. Hij geeft aan “dat er reeds werd aangetoond dat een oogstmachine het werk verricht van 350 suikerrietkappers in één dag”. Daarmee wordt het werk van meer dan 15.000 mensen op de tocht gezet, die vanuit verschillende delen van het land naar Santa Cruz komen om in de oogst te werken, volgens de gegevens die de krant El Norte meegeeft.

Ook al kiest de regering ervoor om de nationale economie nieuw leven in te blazen en de kosten terug te schroeven voor de import van brandstoffen door de ontwikkeling van agrobrandstoffen, de impact op het milieu en de sociale impact worden niet gemeten. Doordat men de rietproductie wil uitbreiden, impliceert dit noodzakelijkerwijs dat er ook een beroep zal gedaan worden op meer werknemers, zelfs als men machines zou invoeren om de arbeidskracht te vervangen. Er zullen bronnen blijven ontstaan van precaire en informele arbeid, seizoensarbeid, zonder enig sociaal voordeel, met lage lonen die niet equivalent zijn in vergelijking met de fysieke inspanning die deze arbeid vergt. Als de arbeidsvoorwaarden niet verbeterd worden en als men de rechten van suikerrietkappers niet erkent, dan zullen de bedrijfsleiders grote winsten blijven opstrijken, door de kosten voor de import van brandstoffen te beperken ten koste van het welzijn van deze sector, die de Algemene Arbeidswet totaal geen bescherming biedt.

Het is belangrijk dat men de sociale impact die de exportvrijstelling en de deelname aan de ethanolproductie kan teweegbrengen voor alle actoren uit de suikerrietproductieketen niet uit het oog verliest. Hierbij moeten de arbeidsbronnen en vooral de rechten van suikerrietkappersgezinnen gewaarborgd worden. Dit is des te meer waar als men er rekening mee houdt dat de arbeidsrechten niet mogen geschonden worden tijdens het hele productieproces van de exporteerbare materie. Als een ton suikerriet suiker, alcohol, ethanol oplevert en naar internationale markten kan gebracht worden, moet deze ton zowel voordelen opleveren voor de exporteurs, fabrieken, suikerrietproducenten als voor de suikerrietkappers die aan de basis liggen. Zij zwoegen dag in dag uit om deze exporteerbare materie te kunnen verkrijgen. Bovendien dient er ook gewaakt te worden over de naleving van de minimale voorwaarden voor de bewoonbaarheid van de werkkampen, de garantie op een speciale ziekteverzekering en dat de sector wordt opgenomen in een regime waarin de sociale zekerheid op lange termijn gewaarborgd wordt via een waardig pensioen.

Geschreven door Jorge Luis Ríos Cabrera